Niet onze kunstmatige landgrenzen, maar de geografische, klimatologische, hydrologische en ecologische kwaliteiten van onze leefruimte vormen de basis van ons zelfbeeld. Daarom is een ‘uit de klei gewassen’ Zeeuw ook een ander mens dan een ‘Hunkertukker’ uit Twente. Ze zijn in een andere biotoop volwassen geworden.
Hoe verenigen we onze hedendaagse behoefte tot lokale verbondenheid met de noodzaak om op een planetair niveau te leren leven? Is er een uitweg tussen de verstikkende tegenstelling lokaal versus globaal?
Een interessant concept dat zich wellicht als kandidaat aandient is bioregionalisme: een sociale en culturele identiteit die niet gebaseerd is op politieke landgrenzen, maar op het unieke ecologische karakter van de omringende leefomgeving. De gedachte daarbij is dat de ecologische leefomgeving (denk onder andere aan geografie, klimaat, plantenleven en lokale diersoorten) direct van invloed is op de manier waarop mensen met elkaar leven, op hun onderlinge politiek en cultuur.
De bioregio is daarmee een alternatief voor het antropocentrische concept van de natiestaat. Het maakt immers geen hard onderscheid tussen mens en natuur. Een voorbeeld van een bioregio is Cascadia (a land of falling waters), een regio die voorbij nationale landgrenzen gaat en bestaat uit grote delen van Oregon, Washington, en noordelijke delen van Alaska, Californië en de West Coast.
De bioregio Cascadia
Het achterliggende argument is simpel: wie in Washington of Oregon (Verenigde Staten) leeft heeft veel meer gemeen met diegene die in British Colombia (Canada) woont dan met iemand die in Texas woont. Gezamenlijk streeft men in Cascadia na om lokale natuurlijke systemen te herstellen en onderhouden en tevens duurzame praktijken te ontwikkelen die mensen kunnen voorzien van fundamentele behoeften zoals voedsel, water, onderdak en materiaal.
Bioregionalisme zou je daarmee kunnen zien als gulden middenweg tussen nationalisme en globalisme: het verbindt de lokale biotoop aan hetgeen waar het onderdeel van is: de planeet. Het is de zowel lokaal als planetair, en erkent daarmee dat mensen niet alleen in steden, dorpen of op het platteland leven, maar ook in ecosystemen.
Vraag een willekeurige geograaf wat een van zijn belangrijkste inzichten is en hij zal je negen van de tien keer antwoorden: plekken vormen mensen. Plekken hebben een ‘ziel’, het zijn zintuigelijke ankerpunten voor de ontwikkeling van een gevoel van ’thuis-zijn’. “Mens-zijn”, zo schrijft de Canadese geograaf Edward Relph, “is leven in een wereld die vol is van betekenisvolle plekken: mens-zijn betekent dat je je plaats hebt en kent.”